Buitenlanders kwamen naar Xiamen: Portugezen, Britten, Fransen en Nederlanders. Zij konden echter geen handel drijven aangezien sinds 1750 de haven dicht was voor buitenlanders. Pas toen de Opiumoorlog de haven opende onder druk van de Britse marine in 1841 kwam daar verandering in. Zowel Japan als westerse mogendheden vestigden zich op Gulang Yu, een klein eiland op tien minuten varen van de stad Xiamen. Rond 1880 woonden hier buitenlandse bobo’s met een eigen dagelijkse Engelstalige krant, eigen ziekenhuizen, bibliotheken, postkantoren en politie. Uiteraard waren er ook kerken en met name de katholieke kerk is goed bewaard gebleven. Tussen 1938 en 1945 was Xiamen in Japanse handen.
Op de heenweg betaal je niets voor de overtocht naar het eiland, op de terugweg omgerekend 80 Eurocent. Je kunt dus gratis op het eiland komen, maar om er weer weg te geraken moet je wel betalen. Wil je op het bovendek dan betaal je 10 Eurocent extra voor het mooiere uitzicht. Op de veerboot heerst een opgewonden schoolreisjesstemming onder de vele Chinese toeristen die een dagje naar het eiland komen. Voor de weinige westerse toeristen is het een feest van herkenning. Koloniale villa’s in vooral Mediterrane stijl vind je over het hele eiland, vaak prachtig gelegen en met mooie tuinen. De enkele kleine dorpjes ademen een Zuid-Europese sfeer met hun smalle straatjes en vaak fraaie huizen. Maar de meeste villa’s zijn erg slecht onderhouden en sommigen zelfs overwoekerd door planten en klimop.
Er zijn verschillende hotels, een hostel en allerlei kleine restaurants waar vooral visgerechten populair zijn. We zien hier ook de eerste buitenlandse toeristen, en horen Nederlands spreken en waar komen ze vandaan ........ nee nee, uit Vlaanderen. Het is erg plezierig om op het eiland rond te lopen en we vermaken ons er dan ook de hele dag en lopen dan ook bijna het hele eiland rond. Als je even buiten de route van de souvenirswinkeltjes bent, kom je al geen Chinese toerist meer tegen. Het is ook heerlijk weer, veel zon en een verkoelend briesje. Er mogen geen auto's komen, alleen handkarren om de producten op het eiland te vervoeren en elektrisch aangedreven golfkarretjes voor de toeristen. Midden op het eiland kun je door tunnels lopen die omstreeks 1950 in de bergen zijn uitgehakt, toen de militaire dreiging met Taiwan ernstige vormen aannam.
We bezoeken een mooie fototentoonstelling en zijn er de enigste bezoekers. Een fototentoonstelling is niet aan een Chinees besteedt, hoewel volgens onze inschatting de Chinezen de meeste foto's maken en niet alleen omdat ze met zovelen zijn. Maar alleen een gebouw of landschap zullen ze nooit op de foto zetten. Altijd moet de eigen familie prominent in beeld, liefst met 2 vingers gespreid omhoog (Peace ?!). Ik heb dan ook maar eens een Chinese meneer gevraagd waarom er altijd iemand bij op moest. Het antwoordt was: "Memories". Dat weten we dan ook weer, ze komen met heel veel memories thuis, en dat meestal dankzij hun mobieltje. Veel Chinese bezoekers aan het eiland komen van het platteland en een blank gezicht doet de hoofden van bezoekende plattelanders omdraaien. Regelmatig worden we gevraagd of we met één van hen op de foto willen. En daarna met de ander en daarna met weer een ander en daarna .......... enz. En tenslotte met de hele groep. Een enkele keer draaien wij het om en zetten een paar Chinezen op de foto, komen wij ook met een paar memories thuis.
Als afsluiting van de dag bezoeken we het zeeaquarium met prachtig grote vissen, haaien, zeerobben, twee zielige kleine pinguïns op een betonstrand en een dolfijnenshow. Sensationeel is de grote buis van glas door het aquarium, die geheel omgeven is door water. Je kunt er doorheen lopen of op een lopende band gaan staan en ziet de haaien, roggen en felgekleurde tropische vissen vlak voor je ogen voorbij zwemmen. Het is alsof je zelf in het water zwemt, maar zonder een nat pak te krijgen ! (zie www.xmuww.com.cn).
We willen morgen weer verder reizen in noordelijke richting naar Jingdezhen, een behoorlijke afstand. We kunnen per vliegtuig en dat kost 75 Euro, maar we verkiezen de gezelligheid van de trein voor 13 Euro, beter gezegd we kiezen we voor onze portemonnee. Om zeker te zijn van een plaats gaan we vanavond naar het treinstation om alvast een kaartje te kopen. De hele hal staat vol mensen die allemaal voor de loketten staan te wachten en dat om 20.30 uur. Bij elk van de 4 loketten staat een rij van 50 meter lengte. De schrik slaat ons om het hart, dat wordt lang wachten, want er zit geen enkel tempo in. Voordat we achter aansluiten vragen we voor de zekerheid maar even aan iemand waar wij kaartjes naar Jingdezhen kunnen krijgen. Wij worden verwezen naar een eind verderop in de hal, waar ook 4 loketten open zijn en "slechts" 4 rijen van ca. 25 meter voor staan. Gelukkig hebben we vanavond alle tijd en hoeven nu geen trein te halen en sluiten achter aan in een rij. We staan in een rij waar alles redelijk vlot verloopt en hebben na ruim een half uur ons gewenste kaartje en kunnen dus gerust zijn dat we morgen kunnen vertrekken. In één van de andere rijen wordt flink gescholden en op de glaswand van het loket geslagen. Hierop sluit de lokettiste het loket. Er wordt nu nog meer op het glas gebonkt, maar de hele rij kan afdruipen. Het waarom van het tumult is ons niet duidelijk en alleen wij kijken er van op. Dit is China, een land waar we nog steeds weinig van begrijpen.
Ook China;
vanmorgen op de boot naar het eiland zijn de de laatste passagiers nog niet van boord of de wachtende meute stormt de boot al op. De laatsten moeten vechtend via een smalle trap door de duwende meute alsnog van boord zien de komen.
Ook China;
in ons hotel komen we met de lift aan op de begane grond. Voor de lift staat een hele groep wachtenden die, zodra de liftdeuren open gaan meteen naar binnen stormen. Wij moeten ons er door vechten om er alsnog uit te komen. gelukkig zijn we sterk genoeg en delen een paar flinke porren uit. En maar blijven lachen die Chinezen.
Waar alles wel netjes en ordelijk verloopt en men keurig in de rij blijft wachten is Hongkong, de voormalige Britse Kolonie en dus Brits opgevoed, maar hoe lang zal dat nog zo blijven ?